Table of Contents
Introductie
Deze introductie is met toestemming van de auteur Paul M. de Rooij, overgenomen uit het boek “Airmen in Zundert”.
Tijdens de Tweede wereldoorlog kwamen ongeveer 6.000 vliegtuigen op Nederlandse bodem terecht, waarvan circa 1.000 in Brabant. In de gemeente Zundert en Rijsbergen crashten vijf geallieerde bommenwerpers en tenminste twee jachtvliegtuigen, maar ook diverse Duitse vliegtuigen.
Airmen is een Engelstalige verzamelnaam voor piloten en andere bemanningsleden, ongeacht rang, stand, functie en nationaliteit. Verschillende Airmen zijn in de gemeente Zundert en Rijsbergen terecht gekomen. Sommigen zijn daar met hun vliegtuig neergestort, anderen hebben er een noodlanding gemaakt. Soms kwamen zij van elders. Zij vonden in Zundert met hulp van het verzet tijdelijk een onderdak om vervolgens weer verder te trekken op weg naar hun vrijheid of krijgsgevangenschap. Niet iedereen had dat geluk; er zijn er ook die nooit meer zijn weggegaan en voor altijd in Zundert of omgeving hun laatste rustplaats hebben gekregen.
Binnen de gemeentegrenzen kwamen door crashes en crashlandingen 38 Airmen van vier nationaliteiten terecht, waarvan er 22 omkwamen, 15 gevangen werden genomen en één ondergedoken bleef tot de bevrijding. Elf bemanningsleden schuilden op hun tocht naar bevrijd gebied in de gemeente Zundert waarvan er drie tot de bevrijding bleven. Van de overigen wisten er drie geallieerde troepen te bereiken en vijf werden onderweg alsnog door de Duitsers gearresteerd.
Het boek is allereerst een eerbetoon aan alle Airmen en allen die zich hebben ingezet voor hun vrijheid en welzijn. Het moet de bewogen geschiedenis in die periode levendig houden. Het neemt U tevens mee in de geschiedenis van vliegtuigen en hun bemanningen, hun missies en lotgevallen en de hulp die zij kregen bij hun verblijf in de gemeente Zundert en Rijsbergen.
Bord 1
Welkom bij het Militair Historisch Museum Achtmaal – kom gerust een bezoek brengen!
Bord 2 – Achtmaal (Laveibos) 22 mei 1944 Lancaster LL951 AR-C
In de nacht van zondag 21 op maandag 22 mei, om ongeveer 02.00 uur, stortte de Lancaster LL951 van No. 460 Squadron RAAF (RAF Station Binbrook, Lincolnshire) neer naast het huis van de familie Van Dijck aan de Laveibosstraat No.3. Doordat het vliegtuig het dak raakte, werd het huis zwaar beschadigd. De Lancaster Mk I, met een 7-koppige bemanning onder commando van de Canadese piloot F/O. Reginald Mc.Dougall, maakte deel uit van een bommenwerpervloot van 510 Lancasters, waarvan 21 Lancasters van 460 Squadron, en 22 Mosquito’s.
Het doel die nacht was Duisburg, een belangrijk logistiek centrum in het Ruhrgebied met ook ijzer, staal en chemische industrie. Het zuidelijke deel van de stad werd zwaar getroffen. Circa 350 gebouwen werden vernietigd en 665 beschadigd. Er gingen 31 Lancasters verloren waarbij ongeveer 200 bemanningsleden om het leven kwamen. De LL951 was de enige van 460 Squadron die niet terugkeerde op de thuisbasis in Binbrook. De LL951 is neergeschoten door Oberstleutnant Günther Radusch van Fliegerhorst Deelen die met zijn JU-88 die nacht nog twee 4-motorige bommenwerpers neerschoot.
De bemanningsleden van Lancaster LL951 AR-C waren:
Pilot F/O. Reginald E. McDougall
Navigator F/Sgt. Ronald R. Bunker
Wireless Op Sgt. James Herkes
Air Gunner Sgt. Harold R. Elsbury
Air Gunner Sgt. William F. O’Neill
Air Gunner F/O. Eugene O’Donoghue
Air Gunner Sgt. W. Leaney
RCAF
RAF
RAF
RAF
RAF
RAF
RAF
† leeftijd onbekend
† 26 jaar
† 22 jaar
† 20 jaar
† 31 jaar
POW
POW
Rolls Royce Merlin V12 motor welke opgegraven is van deze specifieke Lancaster
Alleen O’Donoghue en Leaney overleefden deze vlucht; zij wisten zich per parachute in veiligheid te stellen maar werden later toch gevangen genomen.Over het aantal inzittenden bestond veel onduidelijkheid. Het vliegtuig lag geheel verspreid en er woedde verspreid heftige brandjes. Aanvankelijk ging men uit van een tweemotorige nachtjager wat later werd bijgesteld naar een bommenwerper. De bemanningsleden lagen in delen verspreid en de stoffelijke overschotten werden geschat als zijnde van drie personen. De bemanningsleden Mc.Dougall, Bunker, Herkes, Elsbury en O”Neill zijn op 22 mei om 21.30 uur in één kist begraven op de begraafplaats van de Protestantse kerk te Zundert. Tijdens een heropgraving in 1948 kon wederom geen identificatie plaatsvinden. Ze zijn nu over drie graven verdeeld waarvan alleen Sgt. James Herkes een eigen grafsteen heeft.
Sgt. Leaney werd al snel opgepakt en vervolgens afgevoerd naar Stalag Luft VII (Bankau). F/O. Eugene O’Donoghue landde met zijn parachute in de buurt van Brasschaat. Bij het verlaten van het toestel was hij zijn schoenen verloren. Hij maakte contact met een boer die hem enkele dagen verborg en van nieuwe schoenen en burgerkleding voorzag. Op 26 mei is hij door een Belg, met O’Donoghue als passagier achter op de fiets, naar een buitenwijk van Antwerpen gebracht. Hij wisselde nog enkele keren van onderkomen. Op zijn laatste schuiladres probeerde men middels een vragenlijst inlichtingen van hem te verkrijgen, hetgeen hij weigerde. Op 8 juni is hij opgehaald met de toezegging dat hij naar Frankrijk zou worden gebracht. Nadat in Antwerpen nog twee evaders waren opgehaald, is het drietal afgeleverd bij het Gestapo hoofdkwartier in Antwerpen. Eugene O’Donoghue was in een door de Duitse Abwehr geïnfiltreerde escape line terecht gekomen.
F/O. O’Donoghue werd via Oberursel afgevoerd naar Stalag Luft III (Sagan). Vervolgens werd hij in Stalag IIIA (Luckenwalde) geplaatst waar hij op 22 april 1945 door de Russen werd bevrijd. Een maand later was hij weer terug in Engeland.
Bord 3 – Achtmaal (Ostaaijen) 22 oktober 1943 Halifax MK V LK 959 ZL-D
Op vrijdag 22 oktober 1943 om 20.10 werd de Halifax LK959 ZL-D van No. 427 Squadron RCAF (RAF Station Leeming Yorkshire) op de terugvlucht van een bombardementsmissie neergeschoten; waarschijnlijk door FlaK. De Halifax stortte neer in buurtschap Ostaaijen, in het weiland achter de boerderij van de familie Elst op Groenestraat 25. De gehele bemanning kwam om het leven.
Bemanningsleden Halifax Mk V LK959 ZL-D waren:
Pilot F/Lt. William J. Weston
2nd Pilot F/Sgt. Joseph O.A. Lapointe
Flight/Engineer Sgt. Peter H. Maudling
Navigator F/O. Charles E. Oakley
Bomb Aimer P/O. Edwin T. McDermott
Wireless Op Sgt. Sydney H. Hopson
Air Gunner F/Sgt. Gordon E. Aitken
Air Gunner F/Sgt. William G. Crain
RCAF
RCAF
RAF
RAF
RCAF
RAF
RCAF
RCAF
† leeftijd onbekend
† 21 jaar
† 20 jaar
† 21 jaar
† leeftijd onbekend
† 23 jaar
† 20 jaar
† 25 jaar
De Halifax ZL-D maakte deel uit van een aanvalsmacht van 569 bommenwerpers; 322 Lancasters en 247 Halifaxen. Het doel was Kassel. Het was één van de tien zwaarste luchtaanvallen van de Tweede Wereldoorlog. In Kassel was het hoofdkwartier van het militaire district Wehrkreis IX gevestigd en het was een belangrijk knooppunt van spoor- en snelwegen. Kassel her-bergde ook een aantal belangrijke fabrieken zoals de Fieseler vliegtuigfabriek, waar de Messerschmitt Bf 109 en Focke-Wulf Fw 190 geproduceerd werden, de fabrieken van de Henschel bommenwerper (Dornier Do17) en van de Panther en Tiger tanks. Daarnaast waren er nog fabrieken voor de productie van motoren en locomotieven.
De bommenwerpers dropten meer dan 1.800 ton bommen, inclusief 460.000 magnesium fire sticks (brandbommen) in een geconcentreerd patroon. Als misleiding werd voor het eerst Operatie “Corona” uitgevoerd, waarbij een raid op Frankfurt werd gesimuleerd. Het bombardement was een van de meest verwoestende aanvallen op een Duitse stad sinds de vuur-storm op Hamburg (24 juli 1943OperatieGomorra). Er ontstond een enorme vuurstorm. De branden in de stad duurden zeven dagen waarbij 90 procent van de stad afbrandde. Er vielen 10.000 doden en 150.000 bewoners raakten dakloos. Van de bommenwerpers gingen er 43 verloren; 25 Halifaxes en 18 Lancasters.
De Halifax LK959 ZL-D lag geheel verspreid over de crashlocatie. Een deel van het toestel, met daarin twee bemanningsleden, was al eerder afgebroken en lag op ca. 1500m afstand van de crashlocatie (omgeving Bakzakkenstraat en Bloken). De beman-ning lag over honderden meters verspreid. Op zaterdagmiddag 23 oktober kreeg de burgemeester van Zundert opdracht van de Ortskommandant te Gilze-Rijen, de lichamen te bergen. Deze berging is uitgevoerd door de Zundertse EHBO. De beman-ning is begraven op begraafplaats Zuylen te Princenhage en na de oorlog herbegraven op het Engelse en Canadese War Cemetry te Bergen op Zoom.
Harrie Jochems uit Zundert heeft van een stuk plexiglas van de neergekomen Halifax een fraai aandenken gemaakt. Een uit plexiglas gemaakte propeller met in het midden een zilveren afbeelding van koningin Wilhelmina aangebracht. Deze komt uit een zilveren dubbeltje: het zogenaamde “Wilhelmientje”. Harrie droeg dit speldje bij de bevrijding van Zundert door de Amerikanen.
Bord 4 – Wernhout (Weimert) 11 oktober 1944 Mustang
Op woensdag 11 oktober 1944 om circa 18.00 uur maakte de RAF Mustang FR934 (2nd Squadron RAF) van F/Lt. Michael Ridley Martin een buiklanding ter hoogte van de Weimerstraat 11 te Wernhout. Ridley Martin was om ongeveer 17.15 uur opgestegen vanaf Airfield Deurne (B70) bij Antwerpen. Zijn opdracht was om een verkenningsvlucht uit te voeren in het vak Breda, Willemsdorp, Dordrecht, Gorinchem en Den Bosch en uit te kijken naar vijandelijke verplaatsingen op (spoor)wegen en rivieren. In de buurt van Raamsdonkveer werd zijn toestel door FlaK getroffen. Omdat lekkende koelvloeistof op zijn cockpit het zicht belemmerde, is hij door zijn Wingman F/Lt. West in de richting van Antwerpen geleid. Ter hoogte van Breda had hij
al veel hoogte en snelheid verloren en op ongeveer 175 meter hoogte stopte zijn motor er mee.
De Mustang scheerde laag over het huis van de familie Mathijssen aan de Weimerstraat 13, raakte vijftig meter verderop met een vleugel de grond en maakte vervolgens een harde maar succesvolle buiklanding. Michael kroop uit het toestel en was gewond. Hij had bij de landing zijn hoofd gestoten waarbij hij zijn linker oog en neus verwondde. Zijn Wingman bleef tot na de landing in de buurt. Adrianus en Louis Mathijssen waren op dat moment ter plaatse appels aan het plukken en zagen het gebeuren.
Michael ontdeed zich van zijn parachute en ging er direct vandoor. Toen hij Adrianus in de gaten kreeg, liep hij op hem af. Adrianus nam Michael mee naar binnen en verzorgde zijn hoofdwond. Katrien van den Berg had de Mustang ook zien landen. Zij stuurde haar zonen Adriaan en Jef om de piloot op te halen en in veiligheid te brengen op hun boerderij waar een schuilplaats was. Adriaan en Jef pakten hem bij zijn mouw en trokken hem mee. Inmiddels naderde de eerste Duitser voor een onderzoek naar het vliegtuig. Jef hing zijn kiel over het hoofd van Michael om het verband om zijn hoofd te verbergen waarna beiden net deden alsof zij op het land aan het werk waren.
De Duitsers zochten de hele omgeving af maar konden de piloot niet vinden. Bij het onderzoek van het vliegtuig activeerde een Duitser de boordmitrailleur waardoor een andere Duitse militair ernstig gewond raakte. De gewonde militair werd afgevoerd naar Zundert en daarmee keerde de rust terug. Dokter Koch uit Zundert heeft de wond van Michael verzorgd maar adviseerde Katrien hem tijdelijk elders onder te brengen omdat haar schuilplaats te vochtig was. Op 12 oktober is hij achter op de fiets van Wim van der Horst en begeleid door wachtmeester der marechaussee Van der Meer, overgebracht naar Louis Boden in Achtmaal. Daar is hij verpleegd door wijkverpleegster zuster Todt.
Op 15 oktober moest hij weer weg; met het geallieerd offensief op komst, vestigden de Duitsers hun hoofdkwartier in Achtmaal en Louis Boden kreeg inkwartiering. Wim van der Horst, begeleid door marechaussees uit Achtmaal, heeft Michael weer opgehaald en teruggebracht naar Katrien. Daar is Michael tot de bevrijding op 28 oktober 1944 onderdoken gebleven. Bij Katrien schuilden nog vier andere piloten; een Canadees, twee Amerikanen en een Tsjech.
Het vliegtuig bleef als stille getuige achter. Het werd een waar speelparadijs voor de kinderen en langzaam compleet gesloopt. Alles wat bruikbaar was werd meegenomen. Het cockpitluik heeft nog lang als voerbak voor de kippen gediend. Van de brandstoftank, die van rubber was, zijn repen gesneden om deze, bij gebrek aan fietsbanden, met ijzerdraad om de velg te bevestigen. Het uitgeklede wrak is na jaren uiteindelijk opgeruimd door een “oud ijzerboer”. De propellerbladen zijn er afgesloopt; één er van is nog in het bezit van de familie Van den Berg. Een andere is in het bezit van de familie Ridley Martin.
Bord 5 – Maria Catherina van den Berg-Kerstens
*29 december 1896 †2 oktober 1978
Weduwe Katrien van den Berg-Kerstens woon-de met haar zeven kinderen aan de Grote Hei-straat 30 in Wernhout. Vanaf de zomer van 1943 kwam de eerste onderduiker; commies Moens. Commiezen Roymans en Giebels volg-den kort daarna. Zij wilden zich onttrekken aan de arbeidsinzet in Duitsland. Samen met haar zoons bouwden zij een inkuilsilo om tot schuil-plaats. Deze werd afgedekt met een twee meter hoge mustertmijt. Vanaf maart 1944 dook ook verzetsman Wim van der Horst hier onder. Hij werd door de Duitsers gezocht. Van 19 tot 22 juni 1944 vond de Canadese piloot Fred Haldenby onderdak op de boerderij alvorens door het verzet te worden doorgegeven aan het Belgische verzet die hem via een escape line naar Antwerpen bracht. Vlak na Dolle Dinsdag (5 september 1944) volgde de Canadees Tom Inverarity – één van de Air Gunners van Fred Haldenby- kort daarna gevolgd door marechaussee Melker. Op 11 oktober maakte de Engelse piloot Michael Ridley-Martin een noodlanding op enkele honderden meters af-stand van de schuilplaats en werd door Adriaan en Jef van den Berg mee-genomen naar huis om daar onder te duiken. Op 23 oktober bracht het verzet uit Breda de Tsjechische piloot Otto Smik van Breda naar Katrien, op 25 oktober gevolgd door de Amerikaanse piloten Frank Krebs en Howard Cannon. Commiezen Giebels, Roymans en marechaussee Melker waren toen al weer weg. Giebels verbleef 3 á 4 maanden in de silo, Roymans is in september of oktober vertrokken. Melker ging begin oktober naar het seminarie in Wernhout. Otto Smik vertrok op 26 oktober en wist de Amerikaanse linies te bereiken. Commies Moens, verzetsman Van der Horst, de Canadees Inverarity, de Engels-man Ridley-Martin en de Amerikanen Krebs en Cannon zijn tot de bevrijding op 28 oktober 1944 bij Katrien ondergedoken gebleven. De piloten keerden daarna terug naar hun respectievelijke eenheden. Met uitzondering van Otto Smik over-leefden allen de oorlog. Katrien van den Berg kreeg voor haar pilotenhulp het General Eisenhower en Air Chief Marshal Tedder Certificate en voor haar verzets-werk het Verzetsherdenkingskruis.
Bord 6 – Wernhout (vermoedelijk Breedschot) 14 oktober 1944 Spitfire
Op zaterdag 14 oktober 1944 om 09.30 uur vertrok van het vliegveld Gent (B61) de Poolse F/Lt. Eugeniusz Ebenrytter met zijn Spitfire ML358 WX-H voor een verkenningsvlucht noord en zuid van Geertruidenberg. Ebenrytter maakte deel uit van 302 Squadron PAF (Polish Air Force).
Bij Geertruidenberg werd zijn toestel geraakt door FlaK en het verloor snel koelvloeistof. De temperatuur van de motor steeg en Ebenrytter werd gedwongen rond 11.00 uur een noodlanding te maken oost van Rijsbergen. Hij ging er na de landing snel vandoor maar werd door de Duitsers beschoten. Hij beantwoordde het vijandelijke vuur met zijn revolver. Nadat de Duitsers automatische wapens inzetten, gaf Ebenrytter zich over. Ebenrytter werd afgevoerd en ondervraagd in, zoals hij omschreef, het “Gestapo hoofdkwartier” in Rijsbergen. Na een verblijf van drie nachten bij de lokale Feldgendarmerie is Ebenrytter afgevoerd naar Breda en van daar, samen met andere gevangenen, te voet naar Dordrecht. Vandaar ging het per vrachtauto naar een kamp in Amersfoort. Tijdens het transport per trein naar Apeldoorn is Ebenrytter met de Canadese piloot Norman Bertrand uit de trein gesprongen. Na een dagenlange voettocht, waarbij zij steeds bij boeren om voedsel vroegen, maakten zij rond 27 oktober in de buurt van Voorthuizen contact met het verzet die hen verder hielp. Ebenrytter en Bertrand werden samengevoegd bij een groep van circa 100 andere geallieerde militairen om in de nacht van 18 november door het verzet de Rijn te worden overgezet naar bevrijd gebied. Deze tweede massale ontsnapping over de Rijn was door het verzet met de Geallieerden opgezet en ging de geschiedenis in als Operatie Pegasus II.
In drie groepen verdeeld verplaatsten zij zich naar de Rijn. Tijdens de oversteek van de weg Ede-Arnhem werden zij beschoten en vanwege de Duitse patrouilles viel de grote groep uiteen. Het groepje van Ebenrytter bestond nog uit een Engelse RAF Sergeant en drie Nederlanders. Toen zij in de omgeving van Renkum bij de Rijn aankwamen kon Ebenrytter nog maar één man van zijn groepje terugvinden; de Nederlander Johan Doorn. In de ochtend van 19 november om 04.30 uur probeerde Ebenrytter met zijn zaklamp volgens een afgesproken code contact te maken met de Amerikanen aan de overkant maar er kwam geen reactie. Ebenrytter en Doorn bleven de verdere dag verscholen aan de oever van de Rijn. In de nacht van 20 november stak Doorn met een door hen gebouwd vlot als eerste over maar hij kwam niet meer terug. Ebenrytter bouwde vervolgens een nieuw vlot. Tijdens zijn poging de Rijn over te steken, moest hij vanwege de sterke stroming terugkeren. Na de tweede poging hoorde hij roepen en is hij later opgehaald door de Amerikanen. Ebenrytter werd op 21 november 1944 door de Engelse inlichtingendienst I.S.9 in Nijmegen verhoord.
Johan Doorn was lid van de Raad van Verzet en had de opdracht om op 17 november naar bevrijd gebied over te steken om de Nederlandse regering te informeren. Ebenrytter is de laatste die hem in de nacht van 20 november heeft gezien; daarna ontbreekt ieder spoor van Johan Doorn. Waarschijnlijk is hij verdronken tijdens de door Ebenrytter beschreven oversteek van de Rijn. Ebenrytter kreeg voor zijn optreden tijdens zijn gevangenschap en ontsnapping het Military Cross (MC). De Canadese piloot Bertrand werd door de Duitsers gevangen genomen.
Bord 7 – Rijsbergen (Tiggeltscheberg) 7 oktober 1944 B-17 43-38531 LN-B
Op zaterdag 7 oktober 1944 om 13.18 uur maakte de B-17 LN-B een crashlanding op de Tiggeltscheberg. Het toestel be-hoorde tot 350 Bomber Squadron van 8 USAAF (RAF Station Thorpe Abbotts Norfolk) en nam deel aan bombardements-missie 669. Een onderdeel van deze missie was een aanval op de olie-installaties bij Merseburg-Leuna (Leipzig) met 129 B-17’s, waaronder de B-17 LN-B met de naam Sad Flag.
Bemanningsleden B-17 LN-B waren:
Pilot 1th Lt Albert Grigg
Co-Pilot 2nd Lt. Harry Moulder
Navigator F/O Fred Dace
Bombardier 2nd Lt. Ralph Westerburg
Engineer T/Sgt J.V. Mc.Donald
Radio Op T/Sgt Victor Lockard
Air Gunner S/Sgt Lawrence Rogers
Air Gunner S/Sgt Shirley Broussard
Air Gunner S/Sgt Raymond Gunn
USAAF
USAAF
USAAF
USAAF
USAAF
USAAF
USAAF USAAF
USAAF
leeftijd onbekend
leeftijd onbekend
leeftijd onbekend
leeftijd onbekend
leeftijd onbekend
leeftijd onbekend
leeftijd onbekend
† 22 jaar
† 19 jaar
Tijdens de derde run boven het doel werd ontdekt dat er brandstofgebrek ontstond en het toestel verliet de formatie. De twaalf 500-ponder bommen en al het niet essentiële materiaal, incl. de bewapening, werd gedropt. De LN-B zette koers richting Engeland maar de navigator was de weg kwijt. Circa 100 km voor de Nederlandse grens kon de piloot contact maken met zijn Group Leader en kreeg de opdracht uit te wijken naar vliegveld Eindhoven. Maar ook dat haalde de LN-B niet. Het werd een veld bij Rijsbergen; de Tiggeltscheberg. Tijdens het aanvliegen werd de LN-B beschoten door 20mm Flak waarbij Air Gunner Broussard dodelijk werd getroffen. De piloot bracht het toestel met de drie nog werkende motoren naar 1200 Ft en gaf opdracht om te springen. Niet iedereen heeft dat bevel gehoord. Het toestel maakte een crashlanding met nog vijf man aan boord waarbij Air Gunner Raymond Gunn omkwam. De bemanning werd door de Duitsers gevangen genomen. Air Gunners Broussard en Gunn zijn op het RK-kerkhof in Rijsbergen begraven. In februari 1946 zijn zij overgebracht naar de militaire begraafplaats in Margraten en later op verzoek van de families overgebracht naar hun woonplaats in Amerika.
De B-17 LN-B viel daarna ten prooi aan de lokale bevolking die het toestel in korte tijd volledig sloopte. Alles wat maar bruikbaar was of interessant leek werd meegenomen. De Duitsers hebben de bevolking opgeroepen de gestolen spullen in te leveren maar daar is niet veel van terecht gekomen.
Bord 8 – Rijsbergen (Tiggeltscheberg) 17 augustus 1940 Whitley MK V P4955 ZA-G
In de nacht van zaterdag 17 augustus 1940 om 03.26 uur maakte een (Armstrong Whitword) Whitley MK V een crashlanding op de Tiggeltscheberg. Het toestel behoorde tot No. 10 Squadron RAF (RAF Station Leeming Yorkshire) en maakte deel uit van een bombardementsmissie om de Carl Zeiss fabrieken in Jena aan te vallen. Het doel werd echter beter verdedigd dan in de briefing was verteld.
Bemanningsleden Whitley Mk V P4955 ZA-G waren:
Pilot F/O. William M. Nixon
2nd Pilot F/O. Peter G. Whitby
Navigator W/O. Herbert W. Bradley
Wireless Op Sgt. Allen M. Somerville
Air Gunner Sgt. E.R. Holmes
RAF
RAF
RAF
RAF
RAF
leeftijd onbekend
leeftijd onbekend
leeftijd onbekend
leeftijd onbekend
leeftijd onbekend
De Whitley werd tijdens de aanval boven het doel geraakt door FlaK waarna de linker motor er mee stopte. Desondanks werd de bomlading om 00.30 op het doel afgeworpen. Op de terugweg vloog de Whitley door het beperkte motorver-mogen nog slechts op 6000 Ft (ca. 2000m) en werd zowel boven het Ruhrgebied en ergens rond het IJsselmeer door FlaK beschoten. Een motorbrand wisten zij te blussen. Engeland zouden zij niet meer halen en besloten werd koers te zetten naar de Scheldemonding voor een noodlanding. Dit werd echter de Tiggelscheberg. De bemanning bleef ongedeerd en verschool zich in de buurt bij een boer in een schuur onder het stro. Bij een Duitse doorzoeking, waarbij door de Duitsers met bajonetten in het stro werd geprikt, werden zij niet ontdekt. De Duitsers hadden inmiddels middels pamfletten de bevolking opgeroepen de “vliegeniers” tegen beloning aan te geven. Later op de dag werd de bemanning in een bos omsingeld en gevangen genomen. De bemanning werd afgevoerd naar het doorgangskamp Dulag Luft in Oberursel bij Frankfurt vanwaar zij, na enkele dagen ondervraging, naar een definitief krijgsgevangenkamp werden verplaatst.
De bemanningsleden bleven voor de rest van de oorlog gevangen in verschillende krijgsgevangenkampen en overleefden de oorlog. Verschillende van hen hebben een of meerdere, soms zeer avontuurlijke, ontsnappingspogingen ondernomen. De meesten van hen zijn in april 1945 bevrijd dan wel hebben zelf eigen troepen kunnen bereiken. 2nd Pilot F/O Peter Whitby bezocht de crashlocatie op 22 september 1981.
Bord 9 – Zundert (Driehoek) 27 april 1944 Lancaster Mk III JB307 GT-H
Op donderdag 27 april 1944 werd de Lancaster JB307 GT-H van No. 156 Squadron RAF (RAF Station Upwood Cambridgeshire) op de terugvlucht van een bombardementsmissie neergeschoten door nachtjagerpiloot en Ace Oberst-leutnant Heinz Schnaufer. De Lancaster stortte om 02.05 neer in buurtschap Driehoek, in de buurt van de boerderij van de familie Brosens op Achtmaalseweg 154. De gehele bemanning kwam om het leven.
Bemanningsleden Lancaster Mk III JB307 GT-H waren:
Pilot F/Lt. Anthony G.R. Kayll
Flight Engineer Sgt. Richard A. Riddle
Navigator F/O. John W. Darvall
Navigator Sgt. John D. Manley
Wireless Operator Sgt. Eric Fletcher
Airgunner Sgt. Allen Beattie
Airgunner Sgt. Cyril Waller
RAF
RAF
RAF
RAF
RAF
RAF
RAF
† 21 jaar
† 22 jaar
† 24 jaar
† 20 jaar
† leeftijd onbekend
† 20 jaar
† 36 jaar
De Lancaster was op woensdag 26 april, om 23.13 opgestegen en maakte deel uit van een aanvalsvloot van 493 toestellen: 342 Lancasters, 133 Halifaxen en 18 Mosquito’s. Het doel van de bombardementsmissie waren de Krupp fabrieken te Essen in het Ruhr gebied. Het bombardementsverslag vermeldde dat de aanval accuraat was vanwege de goede doelmarkering van de Pathfinders. Echter, op de terugweg sloeg “het spook van Sint-Truiden” (St.Trond België) toe; nachtjagerpiloot Oberstleutnant Heinz Schnaufer van II/NJG 1. Hij scoorde daarmee zijn 58ste overwinning van de 121 die hij uiteindelijk zal behalen. Die nacht schoot hij nog een Lancaster neer.
Leden van de Zundertse EHBO verzorgden de berging en haalden zeven lichamen uit het toestel. Alleen Sgt. Beattie was geheel ongeschonden. De andere zes waren geheel verkoold. Van Sgt. Riddle en F/O. Darvall heeft men een ID gevonden. Ook vond men een grote zegelring met de inscriptie C.W, vermoedelijk Cyril Waller. Op de akker van de familie Oostvogels lagen ook brokstukken van het vliegtuig. Zij moesten die van de Duitsers zelf naar de weg brengen. Jaan Oostvogels vond nog een bundeltje bankbiljetten (escape money).
De gehele bemanning ligt begraven op de protestante begraafplaats te Zundert.
Op 21 februari 1945 scoorde Schnaufer zijn grootste succes: in de eerste uren van die dag schoot hij twee Lancasters neer, ’s avonds binnen negentien minuten nog eens zeven Lancasters. Schnaufer overleefde de oorlog en werd gevangen genomen. De Engelsen brachten zijn Messerschmitt Bf 110 G-4/U 8 naar Engeland en stelden hem in september 1945, voor een tentoonstelling van vijandelijke vliegtuigen, op in Hyde Park met een bordje: deze Messerschmitt werd gevlogen door de beste nachtjager ter wereld: Heinz Wolfgang Schnaufer. Schnaufer heeft als nachtjagerpiloot gedurende de oorlog de meeste bommenwerpers neergeschoten. Schnaufer overleed op 15 juli 1950 als gevolg van een verkeersongeval in Frankrijk. Hij ligt begraven in zijn geboorteplaats Calw.
Bord 10
Louis van Hasselt
27 februari 1904 †3maart 1966
Maria (Mieke) Ludovica van Hasselt-Beijers
*17 augustus 1907 †4 december 1993
Louis van Hasselt, woonde met zijn gezin in de boerderij aan het einde van de Lentsebaan (No.18) te Wernhout. De boerderij lag op ca. 100 meter van de Nederlands-Belgische grens en was qua ligging ideaal voor het overdragen van vluchtelingen naar België. Tientallen Franse krijgsgevangenen, Joodse vluchtelingen en piloten zijn hier tijdelijk opgevangen, zo nodig nog van valse identiteitspapieren voorzien en de grens overgebracht. Louis stond in nauw contact met pastoor Bielars uit Wernhout die Louis op de hoogte stelde indien piloten op komst waren. De zoons van Louis moesten vaak hun fiets bij de pastoor achterlaten zodat de pastoor beschikte over vervoer voor piloten op weg naar Louis. Louis bracht soms ook zelf piloten naar de 2½ kilometer verderop gelegen tramhalte in Braken of droeg ze over aan de Belgische passeurs commies Oscar Gérard of Fons Vermeiren die voor verder transport zorgden naar Antwerpen en Brussel. Maria (Mieke) Beijers, echtgenote van Louis, ging vaak vooraf kijken of de route veilig was. Waarschijnlijk zijn er tussen de zeventig en tachtig passanten via Louis zijn boerderij naar België overgebracht. De boerderij lag echter ook op een risicovolle locatie omdat hier langs de grens intensief door de Duitsers werd gepatrouilleerd en Duitse patrouilles af en toe ook de boerderij aandeden. Nadat Dalhuisen was gearresteerd, dook Oscar Gérard tot aan de bevrijding onder bij Louis. Louis van Hasselt kreeg voor zijn pilotenhulp het President Eisenhower en Air Marshal Tedder Certificate en het Verzetsherdenkingskruis. Door Engeland werd Louis onderscheiden met de King’s Medal for Courage in the Cause of Freedom, door Frankrijk met het Croix de Guerre met bronzen ster en door Amerika met de Medal of Freedom. Maria Beijers kreeg eveneens het Verzetsherdenkingskruis.